Vroege Renaissance
De kunst uit de periode tussen 1300 en 1450 wordt vroege renaissance genoemd. De term onderscheidt deze periode van de hoogrenaissance die later in de 16e eeuw plaatsvond. De term vroege renaissance is dan ook van toepassing op schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur die een toenemende tendens vertonen naar naturalisme in plaats van naar abstracte decoratie. De vroege renaissance was een tijd van verandering op vele andere manieren, van het begin van het humanisme tot het einde van het feodalisme. Het was een tijd waarin kunstenaars meer geïnteresseerd raakten in hun eigen gevoelens dan in het vertellen van verhalen of het weergeven van de werkelijkheid. Het werden individualisten die nieuwe ideeën hadden over hoe kunst gemaakt moest worden. Ze probeerden door middel van schilderen uit te drukken wat ze voelden. De meeste kunstenaars uit die periode begonnen als assistenten in werkplaatsen. Hun meesters leerden hen schilderen, maar ze waren vrij om te experimenteren met hun eigen ideeën en technieken. Omdat de schilders zoveel vrijheid hadden, gingen ze onafhankelijk van elkaar werken. Ze werden specialisten en schilderden één onderwerp keer op keer, zoals religieuze onderwerpen, portretten of landschappen. Hierdoor konden ze hun eigen stijlen ontwikkelen. De vroege renaissance is niet wat mensen gewoonlijk denken dat het is, omdat het op verschillende tijdstippen en op verschillende plaatsen begon.